De installatie van Hero op een gebouwbeheersysteem bestaat uit drie delen, het ophangen van de regelkast, aangepaste software inladen op de bestaande regeling en het fysiek verbinden van de Hero regelaar met de bestaande regeling.
Na het ophangen van de regelkast kan deze fysiek worden verbonden met de huidige regeling via MSTP of IP, wat wij gebruiken is afhankelijk van het type regelaar. Dit zorgt ervoor dat de data onderling uitgewisseld kan worden. Laadt vervolgens de aangepaste software in op de juiste COM-poort van de bestaande regeling. Nu de software up to date is en de fysieke connectie is gemaakt, is de resterende stap het testen van de verbinding. Hierin wordt telefonisch met een Hero Balancer Engineer gevalideerd of de connectie goed tot stand is gekomen.
Bij een installatie met een gebouwbeheersysteem is het doorgaans niet nodig om klemvoelers te plaatsen. Deze data wordt namelijk uit het GBS gehaald. Ook halen we de binnentemperatuurdata uit het GBS en sturen deze naar de cloud. Vaak breiden wij dit nog uit met onze eigen temperatuur en luchtvochtigheidssensoren, welke ook uitgebreid kunnen worden met CO2 en beweging. Deze temperatuursensoren communiceren direct met de cloud, niet met de regelaar. Zo dragen de sensoren bij aan effectieve aansturing van de klimaatinstallatie.